De Hoorn en Toorn des Overvloeds
Hongerige horigen sluipen en kruipen rond de overvloedige tafel van de Heren en hun dames. De aanzittende geestelijkheid eet, drinkt en boeleert vrolijk mee. Het arme volk wordt sarrend een bout voorgehouden en wanneer het toegrijpt slingert een van de Heren de bout naar de honden. Het morrende volk blijft hongerig achter de tafel staan en de jonge meisjes bieden zich veil aan de ridders en geestelijken die zich niet onbetuigd laten, waarna de meisjes volgestopt met wat de tafel biedt wegvluchten met gevulde maag maar beroofd van hun eer. De disgenoten verdwijnen af en toe in het bos om zich daar te ontlasten van wat zojuist is genuttigd, om weer aan te kunnen zitten, zich weer vol te proppen met wat de koks bereiden in de keuken die daar zo symbolisch in de hoorn des overvloeds in vol bedrijf is. Eens echter zal de toorn van het morrende volk de overhand krijgen, maar in dat verre verleden ligt dat nog in het verschiet.